Beschrijving

In Arizona ontmoet Jeff Meeks Kaya die haar demente man Len verzorgt. Ze raken bevriend en bezoeken elkaar twee keer per maand. Kaya ontpopt zich als een tweede moeder voor Meeks. Ze brengt boeken voor hem mee, ze vertelt over het leven in de woestijn, ze bezorgt hem een valse identiteit als ze hoort dat Meeks door de politie van zijn geboorteplaats Denver wordt gezocht (zie: De Voeder). Na de moord op Kaya en Len gaat Meeks op zoek naar hun verleden. In Savannah, Georgia, maakt hij kennis met een aan lager wal geraakt kerkgenootschap en met veel mensen die het bloed van Kaya met liefde zouden hebben gedronken. Zijn tweede moeder heeft een duister verleden en haar man is daarvan een van de slachtoffers.

Duivelsrug is het tweede boek waarin Jeff Meeks de hoofdpersoon is.

 

Fragment

Ze lagen over elkaar, Kaya met het hoofd op de onderste trede van het opstapje naar de trailer, Len schuin over haar heen, languit en met gespreide armen.

Het beeld klopte niet. Kaya was degene geweest die beschermde. Ze gaf Len eten, zei dat hij in de schaduw moest gaan zitten, gaf hem een boek waarin hij uren las zonder een bladzijde om te slaan, schonk bier voor hem in dat hij opdronk zonder van het boek op te kijken, bracht hem naar bed als hij bijna omviel. Kaya deed alles en als zij weg moest dan nam ik een deel van haar taken over. Dan veegde ik zijn mond af als hij had gegeten. Dan zei ik dat hij moest plassen voor hij in bed stapte. Dan zorgde ik voor het aggregaat achter de trailer zodat het licht aan bleef. Len zag spoken in het donker, geesten die hij namen gaf in een taal die ik niet machtig was. Hij was voor in de zestig en een kind dat me ‘zoon’ noemde en dat zinnen sprak die me deden denken aan Peter Sellers in Being There: zo onbegrijpelijk dat ze wel wijs moesten zijn.

Diezelfde Len lag over zijn vrouw alsof hij haar aan het oog had willen onttrekken. In het geelrode zand van de woestijn aan de voet van de Carrizo Mountains waren de strepen te zien die hij had gemaakt toen hij naar het trapje kroop, kuiltjes waar hij in het zand had geklauwd. Hij moest toen al bijna dood zijn geweest. Vier kogels in zijn rug, een langs de zijkant van zijn hoofd, toen ik goed keek zag ik donkere vlekken in het zand.

...

Ik legde Len naast de trailer en keek naar Kaya. Haar hoofd lag in een vreemde hoek achterover, de rechterkant van de kin rustte op het ijzer van de trede. Een deel van de kralen die ze elke ochtend in haar lange haren vlocht lag naast haar. Haar linkerarm lag onder haar lichaam, haar rechterhand rustte tegen een poot van het opstapje. Haar lichaam lag recht, benen gestrekt en tegen elkaar, voeten met de wreef op het zand. Het leek of ze had liggen zonnebaden. Dat deed ze niet gedaan. In de woestijn lag je niet naakt op je buik in de zon. Iemand had haar zo neergelegd. Ik had geen idee waarom. Misschien ging het om een Navajo-gewoonte, Kaya had me er veel over verteld, maar ik had er weinig van begrepen. Ik wist zeker dat ze nooit een woord had gezegd over het scalperen van iemands rug. Van haar nek tot net boven haar billen was de huid weggesneden. De ribben schemerden door het bloed, maar nergens zag ik gaten of rafels vlees. Kaya had een tatoeage op haar rug gehad, ze had die één keer laten zien, een deel ervan, en ze had verteld dat de afbeelding te maken had met haar verleden. En met haar toekomst. Op dat woord had ze nadruk gelegd. Toekomst.

Ik pakte haar bij de haren en tilde het hoofd een paar centimeter op. Ik zuchtte van opluchting toen ik zag dat haar keel was doorgesneden, secondenlang had ik voor me gezien hoe ze daar had gelegen, met haar kin op het ijzer, levend, terwijl iemand haar rug fileerde.

Ik hoorde een geluid ver boven me en zag twee gieren. Die zijn er snel als er een dode in de woestijn ligt; een woestijnhaas, een prairiehond, een poema, een mens, het maakt gieren niet uit.

Ik schreeuwde tot ik ze niet meer kon zien. Daarna ging ik zitten en gaf ik over.

Kaya was gevild, Len was naar haar toegekropen en daarna neergeschoten. Iemand had dat gedaan en ik moest weten wie en waarom. Dat dacht ik, dat mompelde ik en dat riep ik, terwijl ik daar zat en me, voor het eerst in anderhalf jaar, door iedereen verlaten voelde.

Recensie

De stijl is ook als vanouds: hardgekookt, geen woord te veel, doordesemd van zwarte humor ... Vlijmscherp vakwerk.

(Peter Kuijt, GPD)

Duivelsrug
Titel:Duivelsrug
Uitgever:De Geus
Jaar:2007
Serie:Jeff Meeks
Pagina's:318
Isbn:ISBN 978 90 445 1038 6