Beschrijving

Jeff Meeks, hoofdpersoon in De Voeder en Duivelsrug, ziet in het Cherokee-reservaat in North Carolina een morsige man die in een casino zijn eigen sterke drank mag drinken, die de bezitter is van een van de zeldzaamste auto’s ter wereld en die politie in zijn zak lijkt te hebben.

De man heet Charls Crisp en hij heeft de jackpot van een loterij gewonnen. Van het geld heeft hij zijn eigen dorp gesticht waarin alle 38 inwoners gelukkig zijn. Behalve zijn dochter Cory, die treurt om het broertje dat zij, na de dood van moeder, vrijwel in haar eentje heeft opgevoed. De broer liep weg toen hij dertien was en alle geld van pa lijkt niet genoeg om hem op te sporen.

Crisp vraagt Meeks of die hem een avond wil begeleiden als chauffeur en lijfwacht. Cory vraagt hem mee te helpen met het opsporen van haar broer.

De beloning is groot genoeg voor Meeks om contact op te nemen met een privédetective die ooit in dienst van Cory was. Nog dezelfde avond wordt hij voor dood achtergelaten in een kuil vol afval waar ratten hem belagen en waar zwervers lege flessen naar hem gooien.

Meeks overleeft maar net. Hij gaat niet langer op zoek naar de verloren zoon, maar naar zijn overvallers. Ze blijken onderdeel van een complot waarin de miljoenen van de Charlsville Jackpot centraal staan.

 

Fragment

Het leek de gewoonste zaak van de wereld. Er was nauwelijks lawaai. Iedereen in Charls’ Bar keek zoals je thuis naar een scène op de televisie kijkt: geboeid als het spannend wordt, maar klaar om door te gaan met waar je mee bezig was als het inzakt: lezen, je nagels knippen, bier bijschenken, je krabben op plaatsen waar je alleen mag krabben als je in je eentje bent.

Niks bijzonders, gewoon drie mannen die rond een grote man stonden. En duwden, tikken gaven, gromden.

De grote man liet het gebeuren. Hij zat op een bank met roodplastic bekleding, buik klem tegen de rand van de tafel die was gemaakt van een schijf cederhout, ellebogen tegen zijn lichaam om de ribben te beschermen. Zijn vingertoppen raakten zijn onderkaak waardoor het leek of ze zijn kin ondersteunden. Hij beschermde zijn hoofd niet, dat was niet nodig, niemand mikte er op.

Er waren acht mensen in Charls’ Bar: de vier bij het tafeltje, een barkeeper die in gesprek was met een man en een vrouw, en ik. De man en de vrouw zaten met de rug naar de barkeeper toe en gaven antwoord over hun schouder terwijl ze naar het gestoei keken. Ik, Jeff Meeks, zat alleen aan een tafeltje voor acht personen, in een hoek en door iedereen genegeerd. Mijn pilsje had ik zelf moeten halen en toen de barkeeper het tapte en aanreikte had hij voornamelijk rug laten zien. Toen ik opstond en een stap deed in de richting van het groepje van vier keek de barkeeper me voor het eerst aan. Hij schudde van nee en legde een wijsvinger tegen zijn lippen. Met zijn linkerhand deed hij een greep onder de bar. Hij liet een honkbalknuppel zien, goochelde ermee of het een baton was en legde hem weg, terwijl hij opnieuw het hoofd schudde.

Ik ging zitten en de barkeeper ging verder met het gesprek met de man en de vrouw.

Ik had het gevoel dat ik droomde. Dit was niet echt, dit was een illusie, een zinsbegoocheling, de barkeeper moest iets in het bier hebben gedaan, of in de donut die onder een stolp op tafel had gelegen en die ik voor de helft had opgegeten. Ik voelde aanvechting om mezelf een tik tegen een wang te geven, maar volstond met hoofdschudden en ademloos kijken.

De drie mannen hielden op precies hetzelfde moment op met grommen en stompen. Ze draaiden zich om, liepen naar de bar en gingen zitten. Niet een van hen keek naar de grote man aan het tafeltje. De barkeeper onderbrak zijn gesprek en tapte bier zonder dat iemand erom had gevraagd. De drie mannen hieven het glas, bewogen hun lippen alsof ze iets zeiden en namen een slok.

De grote man stond langzaam op. Hij bewoog zijn schouders en hoofd alsof hij spieren losschudde, legde munten op tafel en keek naar de deur.

‘Dan ga ik maar,’ zei hij.

De drie mannen keken zwijgend naar de spiegel achter de bar.

De barkeeper maakte een gebaar naar de man en de vrouw alsof hij zeggen wilde ‘sorry dat ik word afgeleid’ en zei: ‘Goed idee.’

‘Daar ligt geld. Tweeënhalve dollar genoeg?’

De barkeeper schudde van nee. ‘Eén pils en een harde worst, maak er maar drie van.’

De grote man legde nog een paar munten neer. ‘Dan ga ik maar.’ Dit keer keek hij naar de bierdrinkers.

‘Ja,’ zei de barkeeper. ‘Je had al buiten kunnen zijn.’

‘Ik denk niet dat ik terugkom.’

‘Zorg maar dat je het zeker weet.’

 

‘Zo gaat dat hier,’ zei de barkeeper toen de deur dicht was.

Hij had het tegen mij en toen ik geen antwoord gaf zag ik de ruggen van de bierdrinkers verstrakken.

De barkeeper zuchtte. ‘Ik zei: zo gaat dat hier. Groot of klein, het maakt niet uit.’

‘Nee,’ zei ik.

‘Precies,’ zei de barkeeper. ‘Nee is goed.’ Hij wees naar de bierdrinkers. ‘Nee is precies wat ze willen horen. Drink rustig je biertje. Als ik er aan toe ben zal ik antwoord geven op de vraag die je wilt stellen

 

Recensie

De Charlsville Jackpot leest als een trein en de intrige klopt van begin tot eind. Een puik boek.

(Gijs Korevaar, AD)

 

... dit bizarre, fascinerende en mooi geschreven verhaal wil je uitlezen.

(Harriet Salm in Trouw)

 

De Charlsville Jackpot is een echte De Zwaan. Met een uiterst fijn penseel schildert hij een portret van een groep mensen en de gebeurtenissen om hen heen dat haarscherp is ... Bijzonder!

(Els Roes in De Telegraaf)

 

De Charlsville Jackpot is weer een echte ‘De Zwaan’: komisch, hard, absurd, vol wonderlijke figuren, maar vooral weer voortreffelijk geschreven.

(Peter Kuijt, GPD)

 

Een onvervalste pageturner. Petje af voor vakman De Zwaan.

(Bart Holsters in De Standaard)

 

 

De Charlsville Jackpot
Titel:De Charlsville Jackpot
Uitgever:De Bezige Bij/Cargo
Jaar:2008
Serie:Jeff Meeks
Pagina's:286
Isbn:ISBN 978 90 234 2914 2